Paragraaf Provinciale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Uit provinciale heffingen ontstaan inkomsten die worden betaald door inwoners en het bedrijfsleven aan de provincie Zeeland. Met de heffingen creëren wij de mogelijkheid, aanvullend op onder meer de uitkering uit het provinciefonds, om collectieve voorzieningen te dekken. In deze paragraaf gaan we in op het onderliggende beleid voor de verschillende heffingen en geven wij inzicht in de berekening van de tarieven van heffingen.

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

Wij gaan bij heffingen zo veel mogelijk uit van het profijtbeginsel. Dit beginsel is gebaseerd op de gedachte dat inwoners en bedrijven bijdragen in de kosten van de door de overheid voortgebrachte voorzieningen naar de mate van het profijt dat zij van die voorzieningen hebben. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen dan bij belastingen; burgers of bedrijven betalen naar de mate van het profijt dat ze van een bepaalde overheidsvoorziening of dienst hebben. Zeeland kent geen kwijtscheldingsbeleid voor provinciale heffingen. Zeeland kent wel een aantal vrijstellingen van legesheffing.

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Lokale lastendruk

Tarief opcenten MRB = 82,3

  • Landelijk gemiddelde tarief MRB = 83,6
  • Maximale tarief opcenten MRB = 118,4
  • Maximaal kostendekkende tarieven voor heffingen en leges.

Belastingen

Terug naar navigatie - Belastingen

Opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt geheven over het bezit van een auto en niet over het gebruik. De heffing en inning van de MRB, waarin de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de belastingdienst. Bovenop de MRB betalen houders van personenauto’s en motoren ‘provinciale opcenten’. De provincies stellen zelf hun opcenten tarief vast, tot een wettelijk bepaald maximum.

Het opcententarief voor 2022 bedraagt 82,3. Dit tarief is tot stand gekomen naar aanleiding van het statenvoorstel “Provinciale opcenten in relatie tot de commissie Jansen”. De tarieven zijn tijdelijk verhoogd voor 3 jaar (2019 tot en met 2021) van 82,3 naar 89,1 opcenten. Als gevolg van de gemaakte afspraken is het tarief ten opzichte van 2021 weer verlaagd van 89,1 naar 82,3. Het landelijk gemiddelde tarief voor 2022 is 83,6. In 2022 mag maximaal 118,4 opcenten geheven worden. Opcenten zorgden in 2022 voor € 43,2 miljoen aan inkomsten. Dit is een daling van € 2,8 miljoen in vergelijking met 2021. Hoewel het aantal belastbare auto's en het gemiddelde gewicht per auto steeg in 2022, is de lagere inkomst ten opzichte van 2021 met name veroorzaakt door het lagere opcenten tarief van 2022 in vergelijk met het jaar ervoor.

Heffingen

Terug naar navigatie - Heffingen

Algemene uitgangspunten
Het uitgangspunt is dat de opbrengsten van zowel heffingen als leges niet hoger mogen zijn dan de lasten die betrekking hebben op de activiteiten. Tot de lasten worden gerekend alle materiële kosten en de salarislasten inclusief overhead die betrekking hebben op de heffing. Iedere 4 jaar wordt het tarief verhoogd voor inflatie. Als blijkt dat het in rekening te brengen tarief ver beneden de kostprijs ligt, wordt een grotere stijging doorgevoerd dan de inflatiecorrectie. 

Grondwaterheffing
Onder de naam ‘grondwaterheffing’ wordt een directe provinciale heffing geheven voor het onttrekken van grondwater. De opbrengst van deze heffing wordt gebruikt om de kosten die we hiervoor maken te dekken. Het betreft specifieke kosten van het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties en van onderzoeken in relatie tot het grondwaterbeleid. De provinciale grondwaterheffingen worden door de provincies geheven op grond van de Waterwet en de provinciale grondwaterheffingsverordening 2010.

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten
De baten grondwaterheffing 2022 bedragen € 183.726. De baten bestaan voor een groot deel uit inkomsten, waarbij de onttrekking permanent is. Daarnaast is er jaarlijks opbrengst van de grondwaterheffing waarbij de onttrekking van het grondwater incidenteel is.

De materiële lasten van de grondwaterheffing over 2022 bedragen € 165.675. De lasten van de grondwaterheffing bestaan gedeeltelijk uit personeelslasten die niet direct zijn toegerekend aan de lasten met betrekking tot grondwaterheffing. Daardoor zijn deze lasten moeilijker inzichtelijk te maken zijn dan de baten. De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door het aantal fte. dat belast is met de werkzaamheden aan betreffende heffing en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten hierin te betrekken. Hiertoe hebben wij een inschatting gemaakt.

De loonkosten bedragen € 86.761 per jaar en de overheadkosten € 43.380. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.

Leges

Terug naar navigatie - Leges

Provincie Zeeland legt voor diverse diensten leges op. Leges zijn vergoedingen voor kosten die de overheid maakt voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven. In de legesverordening Zeeland 2018 zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen. We actualiseren de legesverordening en tarieventabel elke vier jaar. Indien hier aanleiding toe is, vindt tussentijds een aanpassing van de legesverordening plaats. Per 1 juli 2022 is een wijziging doorgevoerd. Een aantal vrijstellingen is ingevoerd óf tarieven zijn verlaagd. Het gaat met name om aanvragen binnen de categorie Natuur voor het wijzigen van een tenaamstelling van een reeds afgegeven vergunning, wetenschappelijk onderzoek, planmatig beheer op basis van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan en wijzigingen van de geldigheidsduur van een bestaande vergunning of ontheffing zonder inhoudelijke beoordeling.

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten
De leges baten in 2022 komen uit op € 1.288.728. De verdeling van deze baten is als volgt: Verkeer en Vervoer € 55.495, Wabo BRIKS € 931.453, Ontgrondingen € 23.305 en Natuur € 278.475.

De werkzaamheden met betrekking tot de Wabo BRIKS taken en Ontgrondingen worden verricht binnen de Omgevingsdiensten DCMR en RUD. Deze lasten hiervoor worden rechtstreeks in rekening gebracht aan de Provincie. Afgezet tegen de inkomsten uit leges kan de kostendekkendheid worden berekend. De lasten van WABO Briks taken bedragen € 308.861. De lasten van de ontgrondingen bedragen € 79.584.

De lasten van de leges voor Natuur en Verkeer en Vervoer worden met name gemaakt binnen de personeelslasten en niet direct toegerekend aan de diverse legesactiviteiten. De baten worden wel rechtstreeks op de leges activiteiten geboekt. De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door inzicht te krijgen in het aantal fte. dat belast is met de werkzaamheden en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten. De loonkosten bedragen € 384.452 en de overheadkosten € 192.271. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.

Wat opvalt is dat de kostendekkendheid van de Wabo BRIKS taken hoger is dan 100%. Hoewel voor de andere legesheffingen geldt dat de kostendekkingsgraad lager is dan 100% komt voor 2022 de kostendekkingsgraad op totaalniveau uit op 128%. De opbrengstlimiet van 100% kostendekkendheid is een eis die wordt gesteld aan de tarieven op begrotingsbasis en geldt niet, incidenteel, voor de werkelijke realisatie. De overschrijding moet dus in een meerjarig perspectief worden bezien. Het is wel zo dat als meerdere jaren achter elkaar de realisatie van de baten hoger is dan de lasten, een verplichting geldt om te onderzoeken waardoor dat komt en, als dat nodig is, in de tarieven maatregelen te treffen om te voorkomen dat het opnieuw gebeurt. De legestarieven voor Wabo BRIKS taken zijn ingevoerd per 2021 en over 2021 bedroeg de kostendekkendheid voor dit onderdeel ruim 90%. Voor vergunningaanvragen die in het laatste kwartaal van 2022 ontvangen zijn, is voor ruim € 260.000 aan leges in rekening gebracht. De werkzaamheden (kosten) voor deze vergunningen vinden grotendeels plaats in 2023. De kosten drukken daarmee ook op 2023, waardoor een vertekend beeld ontstaat voor wat betreft de kostendekkendheid. Daarnaast zijn er over 2022 relatief veel "grote" vergunningaanvragen ingediend waarvoor een hoog legestarief geldt. De opbouw van de WABO tarieven is progressief, dat wil zeggen kleine aanvragen hebben een relatief laag tarief en grote aanvragen een relatief hoog tarief. Er vindt zogenaamde kruisbestuiving plaats. Als er relatief veel grote aanvragen worden ingediend dan stijgt de kostendekkendheid. We monitoren deze kostendekkenheid over 2023 zodat wij over een langere periode inzicht krijgen in de kostendekkendheid. Op basis van de uitkomsten bezien we of dit een aanpassing van tarieven behoeft én of een deel van de leges, met terugwerkende kracht, moet worden terugbetaald.