Iedere overheidslaag is verantwoordelijk voor een gezonde financiële ontwikkeling binnen de specifieke kaders die daarvoor gelden, zoals het BBV en het nationale begrotingsbeleid. Samen zijn de overheden verantwoordelijk voor gezonde overheidsfinanciën van Nederland als geheel.
In de regeling vaststelling gelijkwaardige inspanning decentrale overheden inzake het EMU-saldo is het collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo voor de jaren 2019 tot en met 2022 bepaald alsmede de uitsplitsing daarvan per bestuurslaag. Om provincies en gemeenten tijdig een beeld te geven wat dit voor hen betekent, publiceert het Ministerie van BZK in lijn met de Wet Hof individuele EMU-referentiewaarden. Een individuele EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft. De Wet Hof bepaalt dat de individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo van de individuele overheden naast het eigen aandeel ook het aandeel in openbare lichamen betreft. Het aandeel in openbare lichamen is het deel van het EMU-saldo van de gemeenschappelijke regelingen dat aan de betreffende deelnemende individuele decentrale overheid wordt toegerekend. Een deel van het EMU-saldo van de gemeenschappelijke regelingen maakt dus onderdeel uit van het EMU-saldo van de deelnemende decentrale overheden.
De individuele referentiewaarde voor 2021 voor Zeeland bedraagt € 19,5 miljoen