In dit deel van de begroting worden de provinciale baten verantwoord die niet rechtstreeks aan één van de programma’s in het hiervoor opgenomen programmaplan zijn te koppelen. Het betreffen autonome inkomsten, waarvoor Provincie Zeeland de vrijheid heeft om deze middelen in te zetten voor ieder willekeurige provinciale doelstelling. In het overzicht staan de lokale inkomsten waarvan de besteding niet wettelijk gebonden is (opcenten motorrijtuigenbelasting), de uitkering van het provinciefonds, ontvangen dividend, het saldo van de financieringsfunctie en overige algemene dekkingsmiddelen (stelposten). Via het risicomanagementsysteem worden risico’s geïnventariseerd en vertaald naar het benodigde weerstandsvermogen. Het nog niet bestemde deel van de begroting (budgettaire ruimte) en de algemene reserve dienen als eerste buffer voor het opvangen van onvoorziene uitgaven.
Het tarief voor provinciale opcenten in de begroting 2020 bedraagt 89,1 opcenten. Dit tarief is voor 2019 tot en met 2021 verhoogd van 82,3 naar 89,1 naar aanleiding van het rapport commissie Jansen. Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar de paragraaf Provinciale heffingen.